Hypnotiserend, bedwelmend, ingetogen, uitbundig: het zit er allemaal in, in de Canto (ik vind dat ik Canto mag zeggen). Althans, ik hoor het er allemaal in.
Dat vind ik het mooie, de basislijn ligt vast en verder ben je vrij om het naar eigen smaak te spelen en misschien ook wel te luisteren. Hoor je het stuk iedere keer op een andere manier.
Wat ik gisteravond hoorde waren noten die op een avontuurlijke manier door en rond de vier piano's bewegen. Noten die de ene keer subtiel door de ruimte glijden als een vis door de rivier en dan plots steigeren over het klavier en alles er tussenin. Of met een knal botsen met de piano's of met elkaar. Onzin? Misschien, maar de Canto prikkelt mijn verbeeldingskracht, je sluit je ogen en beleeft avonturen. Dat doet kunst met je. En dat is een verademing in een periode waarin de verbeelding er niet meer toe lijkt te doen en kunst en cultuur in een - zo mogelijk - onzichtbaar hoekje worden geduwd als elitair en onbelangrijk en zonde van het geld.
Net toen ik me afvroeg of de Canto ook de hele nacht kan worden doorgespeeld vielen de piano's abrupt stil. Het was voorbij en ik beleefde plezier aan dat plotselinge slot. En ja, de Canto is wel eens 6 uur achterelkaar gespeeld, alleen was dat niet gisteravond.
Bedankt Cathelijne, Jacobus, Emile, Esther (en Simeon).
Nieuwsgierig geworden omdat je gisteravond op de bank zat: het Simeonkwartet heeft een cd opgenomen en is ook op Spotify te vinden. Er gaat natuurlijk niets boven de fysieke ervaring van een concert.